woensdag 7 december 2005

Wandelen over de Alta Via numero uno in de Dolomieten


Een vleugje Oostenrijk en het beste van Italië vind je in de Dolomieten. De Alta Via numero 1 loopt van noord naar zuid langs stoere rotsen, lekker eten en gezellige hutten vol bekenden. We lopen het van hut naar hut van de Pragser Wildsee (vlakbij Toblach) tot Passo Duran.
Buiten is het stil; alleen in de verte klinkt een koeienbel. Langs een betoverd spiegelglad meer lopen we richting de bergen waar onschuldige dauwwolkjes drijven. Hotel Pragser Wildsee, het beginpunt van onze tocht, staat erbij als het sprookjespaleis van Sneeuwwitje.

Pragser Wildsee
Langzaam klimmen we door een beekdalletje uit dit sprookje naar een nieuw universum van rots, gruis en steen. De bergwand tegenover ons is een soort streepjescode: allemaal laagjes boven elkaar. Door groot grut sjouwen we verder omhoog waardoor de hoogte meter in rap tempo oploopt. Hijgend, piepend en krakend bereiken we de Porta Sora al Forn met Mariabeeld en daarachter de Seekofel, ook weer zo’n laagjesberg. Links zien we gepolijste platen waarop je zo glijbaantje zou kunnen spelen en rechts een gekartelde rand. Onder ons ligt de Seekofelhutte. Vijf minuten staat er op het bordje. Volgens het gidsje moeten we nog een uur, zijn we daarom zo moe? Een uurtje verder treffen we voor de Senneshutte mountainbikers en koeien. De koeien likken het zout van de zadels. De wielrenners genieten van een bordje pasta.
Onze slaapzaal is in beslag genomen door een groep Italianen die om het hardst liggen te snurken. Hopelijk hebben zij een ander tochtenplan dan wij en is dit voor ons eens en nooit weer.

Achter ons klinkt getoeter. Verschrikt springen we aan de kant. Het is een fourwheeldrivepanda met op de voorbank twee bolle, glimmende toeten. Een stralende lach, een handwuif en twee jagershoedjes met veertjes wapperen mee. Onze dag is al geslaagd. We passeren kuddes kwebbelende Italiaanse families. Steil naar beneden gaan we, onder een imposante wand door. In de diepte zien we gasthof Pederu al liggen, inclusief een enorme parkeerplaats. Ha, daar komen die families vandaan. Na een kop koffie in het gasthof gaat het vizier weer omhoog. Voor ons een enorme morenewand waar een zigzagweggetje met nog meer families overheen kronkelt. Het is zondag en dit lijkt het lokale uitje.

We proeven de hitte die de Dolomieten kan bieden. Fietsers stampen voorbij, slingerend en druipend van het zweet. Ook wij kunnen wel een douche of een wolk voor de zon gebruiken. Ik neem nog maar een Bounty. “Een stukje paradijs op aarde”, glundert Joanne. Door de lichte kleuren gruis op de grond, de temperatuur en de uitgelaten families lijkt het net of we richting het strand lopen. In de Faneshutte is het ‘een en al gezelligheid’. Het terras zit bomvol en wordt vermaakt door de zoon van de huttenwaard, die Tiroler liedjes op zijn accordeon speelt. We zijn tenslotte in Sudtirol. Ook de eetruimte is ouderwets gezellig en barst bijna uit zijn voegen. Helaas wordt het  eten pas op Italiaanse tijden geserveerd. Met hongerige magen zoeken we de rust op van onze slaapzaal. De snurkende Italianen liggen gelukkig deuren verder.
Op weg naar de Forcella del Lago
Over een smal landweggetje loopt een grijze man ’s morgens voor ons uit. Hij praat dialect tegen zijn koe en levert een emmer verse melk af bij de hut. Wij volgen een koud kabbelend beekje richting het einde van het dal, langs de resten van een immense steenlawine. Blokken zo groot als eengezinshuizen liggen hier uitgestrooid. We kijken naar boven om te zien waar al dat geweld vandaan is gekomen en zien een vredig berg panorama.
In de verte de Cime Scotoni en de Cime del Lago. Twee grote rotspunten die er onneembaar uitzien. Daartussen is een deurtje: de Forcella del Lago (2480m). Moeten we daar helemaal heen? Ik voel buikpijn opkomen. Een nieuwe hoop puin moeten we over. Langzaam komen we dichterbij. Door een paar kleine sneeuwveldjes komen we bij de drempel. Een bordje verteld dat we boven zijn. We rekken ons uit en bekijken hoe de andere kant eruit ziet. Aan beide zijden torenen steile rode wanden boven ons uit, naar beneden zien we eerst een hele tijd niets en dan een kleine goot vol stenen in alle maten. De eerste haarspelden zijn nog in het zicht, maar daarna lijkt de wereld pas weer te beginnen op de bodem een paar honderd meter onder ons. Joanne geniet van het prachtige uitzicht en klikt de ene na de andere foto. Ik wil zo snel mogelijk weg.
Afdalen door de Forcella del Lago
Onder een groot rotsblok treffen we een stel wegwerkers. Met boomstammen proberen ze te voorkomen dat het pad wegzakt. Hier kun je er een levenswerk aan hebben. Als we uit de gevarenzone zijn van vallend grut begin ik weer praatjes te krijgen. We zijn stoer! We zijn geweldig! We zijn grote helden!
In de verte is de hut al te zien. We sjouwen en zwoegen, wankelend van steen naar steen. Kwebbelend over onze daden en knabbelend op een nieuwe reep vorderen we langzaam. Dan zetten we weer voet in de bewoonde wereld. Naast de hut staat het skistation met kabelbaan. Keurige dagjesmensen in bermuda’s bevolken het terras en genieten van het uitzicht. Ik krijg weer dat bekende gevoel in mijn buik. Waar is de grond gebleven? Staat deze hut ergens op of zweeft hij boven de afgrond? Hoog boven de wereld zitten we, in een wereld van wolken. Het is bloedheet. Onder ons liggen blauwe bergen. Zelfs de Marmolada is onze broeder. Een klein heuveltje lijkt het van hier. Boven ons het gekrijs van de kraaien die als kamikazepiloten rond de rots scheren.
Rifugio Lagazuoi
In de slaapzaal kom ik weer enigszins tot rust. Ook dit went. Vanuit mijn bed heb ik uitzicht op blauwe bergen met daaronder een zee van wolken, maar ook een geruststellend stukje gras dat me verteld dat we stevig op de grond staan. Als de dagjesmensen zijn verdwenen daalt de stilte neer op onze rots. De zon gaat onder en in een briesje wandelen we naar de Kleiner Lagazuoi (2778m) en de stellingen uit de Eerste Wereldoorlog. De pas onder ons was zeer strategisch dus zaten hier Oostenrijkers verschanst in gangen en bekogelden zij de overzijde. Tunnelstelsels, muurtjes en zelfs weggeslagen stukken berg markeren de gevechtsposities. Morgen komen we aan de andere kant van de linie.
Terug in de hut spelen we boerenbridge met Bill, Giles en Gianpaolo en hebben dikke pret. Het is Italiaans genieten hier in de Dolomieten. De toetjes zijn fenomenaal en je kunt kiezen welke primi, secondi en dolce je wilt.

In bittere kou gaan we als eersten op pad. We dalen af uit de hemel, langs Oostenrijkse stellingen. We zijn vaak als eersten weg van de hut, deze ochtend wordt ons vroege opstaan beloond. We struikelen over een kudde gemzen, die in paniek de berg op rennen. Als balletdansers springen ze lichtvoetig voor ons uit. Anderen zullen ze niet meer zien…
Voor velen is de Passo di Falzarego (2105m) het hoogste punt, voor ons is het een dal vol drukte en beschaving. Wel met koffie en taart! Daarop kunnen we weer voort, omhoog, aan de andere kant van de Passo. Weides vol bloemen en hoog gras, het pad wordt ruiger, steeds meer stenen en rotsen. Er volgt zelfs wat klauterwerk richting Monte Averau. We gaan helemaal naar de top, naar Rifugio Nuvolau, nuttigen een drankje en genieten van het uitzicht. De nachtrust zoeken we lager, op een iets minder luchtige plaats. Onze hut ligt tegenover Cinque Torri. Overdag een drukke horecagelegenheid. ’s Avonds hoor je alleen de klimmers. Als spinnen hangen ze aan de wand. De Torri zijn een soort stilleven van bergafval. Grote rotsblokken en pilaren die net zo lang geschikt zijn tot het er goed uitziet vanaf het terras van de hut.
Rifugio Nuvolau
We dalen af door alpenweides vol bloemen en gezoem onder onze voeten. Laag zitten we nu, in een andere wereld dan tot nu toe. Zompig bos en sappige weitjes. Tussen de bomen zien we onze huisbergen: Lagazuoi, Cinque Torri en de machtige Tofana di Roses. Bovenop hebben we zicht op een nieuw dal met Cortina d’Ampezzo in de diepte en een reeks nieuwe bergen.
We hebben de smaak te pakken gekregen en rennen over de rotsen omhoog richting Becco di Mezzodi. Hé, zag jij ook die drie stipjes daar? Zouden dat Bill, Giles en Gianpaolo zijn? We verhogen ons tempo en rennen nu bijna de pas op. En ja hoor daar zijn ze. Zij hadden ons al herkend aan mijn rode pet. In een treintje van vijf lopen we verder.

Nog steeds met een flink tempo hobbelen we naar Rifugio Citta di Fiume. De hut ligt op een fris grasveldje met picknicktafels ervoor en heeft uitzicht op de Monte Pelmo. Een kolos van steen, een overheersende arrogante berg. We eten minestrone met brood in de zon en nestelen ons in onze slaapzaal die veel weg heeft van een wijnkelder. We leren ons te vermaken tijdens die lange middagen op de hut. Zitten wat in de zon. Eten, drinken, lezen, bestuderen de Pelmo, kijken op de kaart maar vooral kijken wie er allemaal binnen druppelt. Hé, wie is dat? Kennen we die? Komt die in ons lager? Oei, mooie rugzak! Doordat het een bekende tocht is, kom je geregeld dezelfde mensen tegen. Drie uur na ons komt de Zweedse groep binnen, met natte zwembroeken achterop hun rugzakken gebonden. We zien weinig Nederlanders, slechts een enkele eigenwijze. Zij lopen tegen de richting in, dan is het minder druk. Volgens mij hebben zij geslapen tijdens de wiskundeles.
Lunchen met uitzicht op de Monte Pelmo
Midden in het bos ligt Rifugio Vazzoler, een stenen huis met rode luiken en bakken met geraniums. Onder de bomen staan tafeltjes met uitzicht op enorme rotswanden. Net als we tevreden naar ons wasje zitten te kijken dat aan de lijn wappert, begint het te regenen en te onweren. Met bakken komt het naar beneden. We zijn blij dat we al binnen zijn en denken aan alle bekenden die nog ergens rond lopen. ’s Middags klaart het weer op en langzaam komt iedereen binnendruppelen of gaat weer op pad. Van hier gaan we naar ons eindpunt, Passo Duran. De Alta Via loopt nog verder door naar het zuiden, maar wij gaan voor de andere geneugten die Italië te bieden heeft: ijs, op een terrasje in Cortina.

Van dag tot dag
Dag 1: Hotel Pragser Wildsee – Senneshutte, 4,5 uur, 990m stijgen en 370m dalen.
Dag 2: Senneshutte – Faneshutte, 3,5 uur, 520m stijgen en 470m dalen.
Dag 3: Faneshutte – Rifugio Lagazuoi, 4,5 uur, 1100m stijgen en 400m dalen.
Dag 4: Rifugio Lagazuoi – Rifugio Cinque Torri, 4 uur, 490m stijgen en 1100m dalen.
Dag 5: Rifugio Cinque Torri – Rifuigio Cita di Fiume, 5 uur, 680m stijgen en 900m dalen.
Dag 6: Rifugio Cita di Fiume – Rifugio Tissi, 5 uur, 890m stijgen en 540m dalen.
Dag 7: Rifugio Tissi – Rifugio Vazzoler, 1,5 uur, 70m stijgen en 540m dalen.
Dag 8: Rifugio Vazzoler – Passo Duran, 5 uur, 560m stijgen en 670m dalen.

Tips
  •  Vanaf station Toblach is een goede busverbinding met hotel Pragser Wildsee. Op Passo Duran rijden geen bussen, je kunt een taxi bellen of liften.
  • Langs de route liggen zeer veel hutten, waardoor je gemakkelijk kortere en langere etappes kunt plannen.
  • In augustus hebben veel Italianen vakantie en is het druk. Je kunt het beste ervoor of erna gaan. Te vroeg in het jaar kan er sneeuw liggen, te laat in het jaar ook. Wij liepen de route eind juli en kwamen slechts enkele sneeuwveldjes tegen.



1 opmerking:

  1. oh dat ziet er mooi uit! je hebt ons warm gekregen om ook eens de dolomieten te gaan verkennen. dank je voor het verslag!

    BeantwoordenVerwijderen