zondag 27 maart 2005

Bergwandelen in Jotunheimen

Een eindeloze stenenzee, met af en toe een steenmannetje. Op de top ligt een grote berg met stenen, we gooien er ook nog eentje bij. Donkere wolken drijven over ons heen. De bergen zijn anders hier dan in de Alpen, ze spreken Noors. We zijn op weg naar de Besseggengraat, een beroemde tocht in Noorwegen. Veel mensen maken de wandeling als dagtocht en gaan heen met het bootje over het meer. Wij hebben vanmorgen onze rugzak met het bootje meegegeven, om wat lichter te kunnen starten. Gister zagen we tot na achten nog mensen naar beneden komen. Voorlopig loopt alleen een Noorse familie van drie generaties voor ons uit. Vlak na de subtop duikt de berg naar beneden. De smalle graat waar wij over lopen wurmt zich tussen twee knal blauwe meren door. Links het Gjendemeer en rechts een hoger gelegen meer (het Bessvatnet). De mensen die we passeren zuchten en steunen, zij zijn nog op weg naar boven. De graat is spectaculair, maar de stroom mensen zorgt voor een On noorse ervaring.

We halen de rugzak op bij de boot. Oei, die is zwaar! De tent en het eten zorgen ervoor dat we flink meer bij ons hebben dan normaal. Toch kiezen we vandaag voor de hut. We hebben zin in een warm en comfortabel bed. Memurubu is een oude boerderij en bestaat uit allerlei losse gebouwen in de Noorse huisstijl. Met openhaarden, rendieren en houtenski’s aan de muur en geweven kleedjes op tafel. Het staat vol met meubilair dat ze zo’n twintig jaar geleden bij Ikea verkochten.

Maaltijd uit een pakje
Na een super ontbijt gaan we weer verder. Nu met volle bepakking. Alleen water hebben we niet veel mee genomen. Nu en dan komen we bij een stroompje en lessen daar onze dorst met het ijskoude water. Na een rivieroversteek gaan we recht omhoog over een rug. De wolken hangen nog laag, de top is niet te zien. Het steenmannetje nog net. Meerdere toppen volgen. Tussen de wolken door zien we af en toe een blik van het Gjendemeer en het Memurudalen. Eindeloos hobbelen we op en neer over de Memmurutunga. Ondertussen gaat de zon schijnen. Dan dalen we af en zien een mooie kampeerplek in de diepte. Echt soepel gaat het niet meer. Ons tentje staat snel naast een woeste beek in het Storådalen. Verderop is een waterval. Dat lijkt rustiek, maar het geluid lijkt verdacht veel op een rijdende trein. We poedelen in het koude water en koken een maaltijd uit een pakje.

Knikkende knieën
De volgende ochtend is het helder en koud. Het expeditieontbijt smaakt goed. Daar kunnen we wel een paar uur mee vooruit. Langs de waterval gaan we omhoog naar een meertje. Opeens zijn overal muggen. Wapperend met onze handen voor ons gezicht lopen we verder. De grond veert onder onze voeten. Sappige weitjes hier, met stroompjes die we kruisen. Dan komt het blokkenterrein. Blokken tot de einder, met hier en daar een sneeuwveldje. Steeds meer sneeuw en steeds grotere blokken. Een pad is er niet meer, alleen steenmannen en rode T’s die half onder sneeuw zijn bedolven. Rendieren lopen hier. Ze lopen lichtvoetig voorbij en kijken schichtig om zich heen. De meren zijn nog half bevroren en met sneeuw overdekt. Uren lopen we zonder een mens tegen te komen. Alleen de sporen in de sneeuw vertellen ons dat hier onlangs wel mensen zijn geweest. Pas als we de waterscheiding zijn gepasseerd komen we even een aantal tegenliggers tegen. Daarna hebben we het pad weer voor onszelf. Na een eindeloos blokkenterrein lopen we met knikkende knieën te zwalken van kei naar kei. Over modder, water of sneeuw doen we niet moeilijk meer. We stampen overal door. Het laatste deel gaat op het tandvlees. De banden van de rugzak snijden, de voeten branden. Bij de hut is het een drukte van belang. We worden hartelijk verwelkomt door “Mevrouw Spiterstulen”. Ze stuurt ons meteen naar de sauna. Dus stappen we eerst onder de douche om het vieze zweet eraf te spoelen en dan in de sauna om het schone zweet eruit te laten. Dan koelen we af in het zwembad. Hier kunnen we wel aan wennen!

Zingen als een fluitketel
De hele dag regent het, heeft het net geregend of gaat het net regenen. We soppen door de modder en waden door rivieren. Water hoor je overal in Jotunheimen. Zacht druppelen, stromen als snelwegen of zingen als een fluitketel. De vele sneeuw is aan het smelten en moet naar beneden. Leirvassbu ligt aan een groot meer recht tegenover de Kyrkja, een berg in de vorm van een kerk. Van buiten is het geen bijzondere hut. Maar binnen is een oergezellige eetzaal met bankjes, een klein dansvloertje en een wagenwiel dat dienst doet als kroonluchter. En het eten is super! Zo lekker hebben we nog niet in een hut gegeten, daar kunnen zelfs de Italiaanse hutten niet tegenop. Zeewolf op een bedje van wortelpuree met rucola en paddenstoelen.

Spazierweg
De tocht richting Olavsbu gaat eerst over een topje en dan langs twee meren. Prachtig blauw water en een gletsjer op scherp aan de overkant. Door het blokkenterrein loopt een “spazierweg”. Vergeleken met eerdere paden voelt het als de Kalverstraat. Na een rivieroversteek moeten we een pasje oversteken. Gruis en de aloude blokken. De T’s lijken op te houden bij een steile bergwand. Steeds komt de oplossing vanzelf en zien we opeens weer een aanwijzing. We lopen omhoog, een steil sneeuwveld op. Stampend met onze voeten gaan we verder. Daar is een rotsblok met een T. Dan is het even klauteren. Boven is een ruige bergpas met veel sneeuw, grote steenblokken en uitzicht op grauwe boze bergen. De sneeuw ligt hier en daar over de rivier. We volgen zoveel mogelijk betrouwbare ondergrond. Na een laatste bocht ligt de hut om de hoek. Olavsbu bestaat uit twee (onbediende) hutten te midden van een ontoegankelijk landschap in alle kleuren grijs, wit en zwart. Tot zes uur blijven we in de warme hut, dan kruipen we in ons natte koude tentje. Met mutsen op liggen we dicht tegen elkaar in de slaapzak. Het waait hard. Het tentdoek buigt naar binnen. Na een windstoot vliegt het doek van de haringen. Buiten in de kou zoeken we stenen om op de scheerlijnen te leggen. De wind waait over de pas waar we overheen zijn gekomen. Precies langs de rotsen waar we zo mooi beschut achter dachten te staan. Hij duwt de tent bijna omver. De wind blaast en zuigt en alles klappert. Als voor een tweede keer het doek losspringt geven we het op. We slepen alles naar de hut en gaan in het wasruim liggen.

Zelf gevangen vis
Na een bordje pap gaan we op pad door het Rauddalen. Het is grijs en donker met af en toe een regenbui. Weer worstelen we met regenbroeken. Door het stenen paradijs lopen we heel langzaam naar beneden. Overal water en watervallen. Als af en toe de zon schijnt glimmen de rotsen. Het meer spiegelt. Het klatert en we sjouwen door steeds diepere rivieren. Ons dal komt uit in een groter dal. We komen de eerste bomen (struiken zijn het eigenlijk nog) tegen en de eerste mensen. Het wordt groener. Niet alleen meer mos en stenen, maar ook gras en bloemen in allerlei kleuren. Beneden een kronkelende blauwe rivier. Steeds hogere bomen. Berken met boomwortels waar we over struikelen. Skogadalsbøen ligt midden tussen de bossen. ’s Avonds serveert de huttenwaard zelf gevangen vis. Al dat water is dus toch nog ergens goed voor.

De zon schijnt en de korte broeken kunnen aan. We lopen keuvelend over het kleine bospad. Bij de richtingaanwijzer slaan we, zonder te kijken, af. Het pad leidt omhoog. Na een tijdje dringt het pas door. Omhoog? Het pad zou toch niet zoveel moeten stijgen… Een blik op de kaart en ja hoor. We zijn fout gelopen. Zoveel paden en bordjes zijn er hier niet, maar je moet ze natuurlijk wel lezen!
Terug op het goede pad gaat het licht stijgend verder. Steeds meer open plekken. Het uitzicht wordt groter. De ondergrond groener. Soms zelfs lieflijk. Over een bergrug lopen we in het zonnetje. Rechts van ons de woeste toppen van Hurrungane. Na Ingjerdbu, een verzameling hutjes, duikt het pad het bos weer in, steil naar beneden. Bij Vettigård, vroeger een zeer afgelegen boerderij, overnachten we. Dit dal is bezaaid met watervallen in alle soorten en maten. De Vettisfossen is de hoogste van Noorwegen. Je wordt er blasé van. In Hjelle wachten we op de bus. Zittend in het gras rijken we om ons heen naar bosaardbeien, frambozen en bramen. Niet veel later zitten we weer in de bewoonde wereld. De Bakkeriet in Lom. Een luie bank, lekkere koffie, vers gebakken brood en jazz op de achtergrond. Ook hier kunnen we wel weer aan wennen.

De tocht van dag tot dag
Dag 1: GjendesheimMemurubu
Dag 2: Memurubu - Storådalen
Dag 3: Storådalen - Spiterstulen
Dag 4: Spiterstulen - Leirvassbu
Dag 5: Leirvassbu - Olavsbu
Dag 6: Olavsbu - Skogadalsbøen
Dag 7: Skogadalsbøen –Vettigård
Dag 8: Vettigård - Hjelle

Geen opmerkingen:

Een reactie posten