We halen de rugzak op bij de boot. Oei, die is zwaar! De tent en het eten zorgen ervoor dat we flink meer bij ons hebben dan normaal. Toch kiezen we vandaag voor de hut. We hebben zin in een warm en comfortabel bed. Memurubu is een oude boerderij en bestaat uit allerlei losse gebouwen in de Noorse huisstijl. Met openhaarden, rendieren en houtenski’s aan de muur en geweven kleedjes op tafel. Het staat vol met meubilair dat ze zo’n twintig jaar geleden bij Ikea verkochten.
Maaltijd uit een
pakje
Na een super ontbijt gaan we weer verder. Nu met volle
bepakking. Alleen water hebben we niet veel mee genomen. Nu en dan komen we bij
een stroompje en lessen daar onze dorst met het ijskoude water. Na een
rivieroversteek gaan we recht omhoog over een rug. De wolken hangen nog laag,
de top is niet te zien. Het steenmannetje nog net. Meerdere toppen volgen.
Tussen de wolken door zien we af en toe een blik van het Gjendemeer en het Memurudalen.
Eindeloos hobbelen we op en neer over de Memmurutunga. Ondertussen gaat de zon
schijnen. Dan dalen we af en zien een mooie kampeerplek in de diepte. Echt
soepel gaat het niet meer. Ons tentje staat snel naast een woeste beek in het
Storådalen.
Verderop is een waterval. Dat lijkt rustiek, maar het geluid lijkt verdacht
veel op een rijdende trein. We poedelen in het koude water en koken een
maaltijd uit een pakje.
Knikkende knieën
De volgende ochtend is het helder en koud. Het
expeditieontbijt smaakt goed. Daar kunnen we wel een paar uur mee vooruit.
Langs de waterval gaan we omhoog naar een meertje. Opeens zijn overal muggen. Wapperend
met onze handen voor ons gezicht lopen we verder. De grond veert onder onze
voeten. Sappige weitjes hier, met stroompjes die we kruisen. Dan komt het
blokkenterrein. Blokken tot de einder, met hier en daar een sneeuwveldje.
Steeds meer sneeuw en steeds grotere blokken. Een pad is er niet meer, alleen
steenmannen en rode T’s die half onder sneeuw zijn bedolven. Rendieren lopen
hier. Ze lopen lichtvoetig voorbij en kijken schichtig om zich heen. De meren
zijn nog half bevroren en met sneeuw overdekt. Uren lopen we zonder een mens
tegen te komen. Alleen de sporen in de sneeuw vertellen ons dat hier onlangs
wel mensen zijn geweest. Pas als we de waterscheiding zijn gepasseerd komen we
even een aantal tegenliggers tegen. Daarna hebben we het pad weer voor onszelf.
Na een eindeloos blokkenterrein lopen we met knikkende knieën te zwalken van
kei naar kei. Over modder, water of sneeuw doen we niet moeilijk meer. We
stampen overal door. Het laatste deel gaat op het tandvlees. De banden van de
rugzak snijden, de voeten branden. Bij de hut is het een drukte van belang. We
worden hartelijk verwelkomt door “Mevrouw Spiterstulen”. Ze stuurt ons meteen
naar de sauna. Dus stappen we eerst onder de douche om het vieze zweet eraf te
spoelen en dan in de sauna om het schone zweet eruit te laten. Dan koelen we af
in het zwembad. Hier kunnen we wel aan wennen!
Zingen als een
fluitketel
De hele dag regent het, heeft het net geregend of gaat het
net regenen. We soppen door de modder en waden door rivieren. Water hoor je overal
in Jotunheimen. Zacht druppelen, stromen als snelwegen of zingen als een
fluitketel. De vele sneeuw is aan het smelten en moet naar beneden. Leirvassbu
ligt aan een groot meer recht tegenover de Kyrkja, een berg in de vorm van een
kerk. Van buiten is het geen bijzondere hut. Maar binnen is een oergezellige eetzaal
met bankjes, een klein dansvloertje en een wagenwiel dat dienst doet als
kroonluchter. En het eten is super! Zo lekker hebben we nog niet in een hut
gegeten, daar kunnen zelfs de Italiaanse hutten niet tegenop. Zeewolf op een
bedje van wortelpuree met rucola en paddenstoelen.
Spazierweg
De tocht richting Olavsbu gaat eerst over een topje en dan
langs twee meren. Prachtig blauw water en een gletsjer op scherp aan de overkant.
Door het blokkenterrein loopt een “spazierweg”. Vergeleken met eerdere paden
voelt het als de Kalverstraat. Na een rivieroversteek moeten we een pasje
oversteken. Gruis en de aloude blokken. De T’s lijken op te houden bij een
steile bergwand. Steeds komt de oplossing vanzelf en zien we opeens weer een
aanwijzing. We lopen omhoog, een steil sneeuwveld op. Stampend met onze voeten
gaan we verder. Daar is een rotsblok met een T. Dan is het even klauteren.
Boven is een ruige bergpas met veel sneeuw, grote steenblokken en uitzicht op
grauwe boze bergen. De sneeuw ligt hier en daar over de rivier. We volgen
zoveel mogelijk betrouwbare ondergrond. Na een laatste bocht ligt de hut om de
hoek. Olavsbu bestaat uit twee (onbediende) hutten te midden van een
ontoegankelijk landschap in alle kleuren grijs, wit en zwart. Tot zes uur
blijven we in de warme hut, dan kruipen we in ons natte koude tentje. Met mutsen
op liggen we dicht tegen elkaar in de slaapzak. Het waait hard. Het tentdoek
buigt naar binnen. Na een windstoot vliegt het doek van de haringen. Buiten in
de kou zoeken we stenen om op de scheerlijnen te leggen. De wind waait over de
pas waar we overheen zijn gekomen. Precies langs de rotsen waar we zo mooi
beschut achter dachten te staan. Hij duwt de tent bijna omver. De wind blaast
en zuigt en alles klappert. Als voor een tweede keer het doek losspringt geven
we het op. We slepen alles naar de hut en gaan in het wasruim liggen.
Zelf gevangen vis
Na een bordje pap gaan we op pad door het Rauddalen. Het is
grijs en donker met af en toe een regenbui. Weer worstelen we met regenbroeken.
Door het stenen paradijs lopen we heel langzaam naar beneden. Overal water en
watervallen. Als af en toe de zon schijnt glimmen de rotsen. Het meer spiegelt.
Het klatert en we sjouwen door steeds diepere rivieren. Ons dal komt uit in een
groter dal. We komen de eerste bomen (struiken zijn het eigenlijk nog) tegen en
de eerste mensen. Het wordt groener. Niet alleen meer mos en stenen, maar ook
gras en bloemen in allerlei kleuren. Beneden een kronkelende blauwe rivier.
Steeds hogere bomen. Berken met boomwortels waar we over struikelen. Skogadalsbøen
ligt midden tussen de bossen. ’s Avonds serveert de huttenwaard zelf gevangen
vis. Al dat water is dus toch nog ergens goed voor.
De zon schijnt en de korte broeken kunnen aan. We lopen
keuvelend over het kleine bospad. Bij de richtingaanwijzer slaan we, zonder te
kijken, af. Het pad leidt omhoog. Na een tijdje dringt het pas door. Omhoog?
Het pad zou toch niet zoveel moeten stijgen… Een blik op de kaart en ja hoor.
We zijn fout gelopen. Zoveel paden en bordjes zijn er hier niet, maar je moet
ze natuurlijk wel lezen!
Terug op het goede pad gaat het licht stijgend verder.
Steeds meer open plekken. Het uitzicht wordt groter. De ondergrond groener.
Soms zelfs lieflijk. Over een bergrug lopen we in het zonnetje. Rechts van ons
de woeste toppen van Hurrungane. Na Ingjerdbu, een verzameling hutjes, duikt
het pad het bos weer in, steil naar beneden. Bij Vettigård, vroeger een zeer afgelegen
boerderij, overnachten we. Dit dal is bezaaid met watervallen in alle soorten
en maten. De Vettisfossen is de hoogste van Noorwegen. Je wordt er blasé
van. In Hjelle wachten we op de bus. Zittend in het gras rijken we om ons heen
naar bosaardbeien, frambozen en bramen. Niet veel later zitten we weer in de
bewoonde wereld. De Bakkeriet in Lom. Een luie bank, lekkere koffie, vers
gebakken brood en jazz op de achtergrond. Ook hier kunnen we wel weer aan
wennen.
De tocht van dag tot
dag
Dag 1: Gjendesheim – Memurubu
Dag 2: Memurubu - Storådalen
Dag 3: Storådalen - Spiterstulen
Dag 4: Spiterstulen - Leirvassbu
Dag 5: Leirvassbu - Olavsbu
Dag 6: Olavsbu - Skogadalsbøen
Dag 7: Skogadalsbøen –Vettigård
Dag 8: Vettigård - Hjelle
Geen opmerkingen:
Een reactie posten