‘We redden het niet’, zucht Joanne achter me. ‘Kom op, even
doorzetten’, spoor ik haar aan. Ondertussen spoken er allemaal doemscenario’s
door mijn hoofd. We halen het nooit, maalt het ook door mijn hoofd bij elke
omwenteling van mijn wielen. Net buiten Gdansk fietsen we. Wind tegen, een
lekke band en al twee keer fout gereden. Op zich geen drama, maar morgen gaat
ons Russische visum in. En die grens lijkt maar niet dichterbij te komen.
Thuis op de bank leek het zo
makkelijk. ‘Die vijf centimeter tot de grens fietsen we makkelijk in drie
dagen’, riep Joanne, dromend boven de Bosatlas.
De groene, bruine en blauwe vlekken beloofden aparte natuurfenomenen, verlaten
landschappen en nieuwe steden in een rits onbekende landen. We stippelden onze
route uit van de wandelde duinen in de buurt van Slupsk in Polen, over een
eindeloze landtong in Kaliningrad (Rusland) en langs kronkelende rivieren in de
Baltische Staten. Daarna de Finse Golf over en verder over de duizenden
eilanden van Åland naar
Stockholm.
Al kilometers lang tikt ons hart een slagje harder, niet
omdat we zo hard fietsen, maar vanwege het vooruitzicht wat komen gaat. Een
grens is altijd spannend, maar een Russische helemaal. Het zal de eerste grens
van vele worden. Een roodwitte slagboom, een wachthuisje en een ijsberende
grenswachter. We zijn er! Zwaaiend met onze paspoorten komen we aanfietsen. De
grenswachter blijft echter stuurs voor zich uit kijken. Hij weigert naar het
visum in ons paspoort te kijken en wuift ons weg. Wat nu? Gelukkig biedt een
bus redding. We mogen met fiets en al instappen en rijden nu soepel de grens
over. Waarom deden ze nou zo moeilijk? Even later begrijpen we het probleem. In
ons paspoort staat een mooie stempel van een busje. Ze hebben vast niet zo’n
stempel van een fietsje.