De regen komt in een continue stroom naar beneden. Alles is
zompig en nat. Over glibberige berkenstammetjes steken we een stroompje over. Een
stroompje? Klopt dat wel, roept Joanne achter me. Zitten we wel goed? Intussen
roept Fosse enthousiast vanuit de rugdrager dat hij een dennenappel van de
grond wil. Door het getetter van Fosse lukt het ons niet om rustig te
overleggen over de route. Niet dat er veel te kiezen valt, er is maar één pad.
Na een uur komen we erachter dat we over de langlaufroute lopen en niet over
het wandelpad waarop we dachten te lopen. Dat vergroot ons zelfvertrouwen niet.
We hebben het danig onderschat, deze tocht. Een tochtje van een uur naar een
hut klinkt als een paaltjes wandeling door de duinen. En zo hebben we het ook
aangepakt. We zijn pas in de middag op pad gegaan. Eerst met de auto dertig kilometer
over grindwegen. Daar kwamen we al niemand meer tegen. De auto staat nu eenzaam
onderaan het pad en wij lopen in de wolken. We zijn op onszelf aangewezen.
Gelukkig vinden we het goede spoor terug. Een klein bordje wijst ons de weg naar Sørmyrseter (630m). Geen gezellige huttenwaard die de deur voor ons openhoudt. In plaats daarvan steken we de DNT-sleutel in het slot. Een grote houten hut helemaal voor ons alleen. Als we het deurtje van de kachel open doen zien we een keurige wigwam van hout. Eén lucifer erbij en er brandt een weldadig vuur. Toch nog een warm welkom! En een teken dat er hier wel degelijk andere mensen komen. 's Avonds zitten we bij kaarslicht in onze hut. Stil is het hier en donker. We voelen ons kwetsbaar en alleen hier op de berg. Het is een dubbelgevoel. Genieten en gespannen tegelijkertijd. De volgende dag lopen we fluitend in het zonnetje naar beneden. We genieten van bosbessen, uitzichten en Fosse die zelf loopt te stappen over de fjell. We nemen het besluit om te gaan trainen. Trainen in het eenzaam zijn. Als echte stadsmensen zijn we dat niet gewend.
Ons voornemen om te oefenen met verlatenheid was goed
bedacht in Noorwegen. Maar terug in Nederland valt het niet mee. Eenzamer dan
kamperen in het vroege voorjaar aan het Lauwersmeer komen we niet. En dus
krijgen we pas een jaar later in het echte noorden weer een nieuwe kans. We
beginnen uitgerust aan onze tocht. Vastbesloten om de tocht niet weer te
onderschatten. Fosse is flink gegroeid en weegt inmiddels inclusief rugdrager
23 kilo. Lopen kan hij prima, maar de goede kant op is een ander verhaal. En
dus sjouwen wij hem om beurten naar boven.
Mama, ik wil er uit! tettert Fosse in mijn oor als we een
eind op pad zijn. Ik probeer hem nog te paaien met een doosje rozijntjes. Vijf
minuten geleden hielp dat nog, nu helaas niet meer. Ik wil eruiiiiiit! roept
hij nog een keer en hij zwaait daarbij driftig heen en weer. Het paadje is smal
en de helling naar beneden steil. Niet meteen een afgrond, maar hier wil je
toch niet vallen. In de verte het geruis en gebulder van een rivier. Nog even
volhouden jongetje, denk ik. Het pad loopt door een verlaten dal, met afgeronde
bergen aan beide zijden. Opeens zien we voor ons de hut liggen. Het is een oude
boerderij die bestaat uit een paar kleine hutjes met een hek eromheen. Een
sleutel is hier niet nodig, we kunnen zo naar binnen stappen. Rechts de
voorraadkast en verder een gezellige woonkamer met houtkachel en keukentje.
Helemaal achterin twee knusse slaapkamertjes. We gaan buiten verder op
onderzoek en vinden de bron, het hok met hout en het toilet. Hier bij de hut is
Fosse in zijn element. Hij vindt die rare wc met dat gat in die plank bere interessant.
Eerst steekt hij uitvoerig zijn hoofd erin en daarna zit hij er eindeloos op.
Vervolgens loopt hij door het hekje om in de beek zijn handen te gaan wassen.
Als het hele ritueel geweest is roept hij binnen de kortste keren alweer dat
hij moet plassen.
's Morgens gaan we op weg naar boven, voor een dagtochtje
naar het plateau boven de hut. Fosse is erg enthousiast: We gaan een berg
beklimmen! Eerst tussen de bomen en dan recht omhoog door de rotsen. Het
laatste stuk is pittig. Grote rotsblokken en harde wind. Fosse kruipt tegen me
aan in de drager terwijl ik me concentreer op het pad. Dan opeens staan we
boven op een hoogvlakte. Een meertje in de verte. Nu kunnen we pas van het
uitzicht genieten. Een meanderende rivier loopt door ons dal en bergen met
sneeuw daarboven. Achter een rots vinden we een windstil plekje om te pauzeren.
Fosse rent van steen naar steen op de fjell. Het eerste stuk afdalen eist weer
even alle aandacht, maar daarna is het genieten. Ook Fosse kan hier hele
stukken zelf naar beneden hobbelen. Ook ’s middags vermaken we ons prima op
“onze” hut. We liggen op ons buik in het gras en volgen de vlinders van bloem
naar bloem. Fosse loopt rond met de kruiwagen voor brandhout en sjouwt met
grote emmers water voor de keuken. 's Avonds eten we ons gevriesdroogde eten en
vullen dat aan met spullen uit de voorraadkast. Via dezelfde weg dalen we, een
goede ervaring rijker, de volgende dag af.
De Jotunheimsvegen is een feest om over te rijden. Een
grindweg door een eindeloze vlakte met rondom kale bergen. Halverwege wijst een
rode T richting Oskampen. We parkeren de auto en gaan op weg naar dit hutje.
Het is grauwig en koud. Maar we zijn voorbereid met handschoenen en lange
onderbroeken. Eerst lopen we door een berkenbos. Leken we in de auto door een
vlakte te rijden. Nu zien we dat die vlakte uit allemaal kleine ruggetjes
bestaat. En achter elk heuveltje zit weer een nieuw heuveltje. Langzaam klimmen
we boven de bomen uit. De boomgrens ligt door de noordelijke ligging een stuk
lager dan in de Alpen. Nu zijn we op een hoogvlakte met kleine meertjes met
wollegras. Dan na het zoveelste ruggetje de hut! Een klein modern hutje is het.
Geroutineerd zoeken we de emmer om water voor de warme chocolademelk uit het
meer te halen.
Een paar dagen later staan we een bergtop in de buurt van
Lillehammer. We zijn met de auto zo ver mogelijk de berg op gereden. De top is
geen scherpe punt, maar een grote ronde bult vol stenen. Typisch een Noorse
berg. Op de top staat een hutje, maar dat nodigt niet uit om er te slapen. Een
hoop vuilnis ligt er binnen. We beginnen weer in de buurt van de beschaving te
komen… Onderweg zijn we al meerdere mensen tegen gekomen. Wat een drukte,
denken we. We zitten met z’n drieën met onze ruggen tegen de wind in op een
rots. En toasten met water en kaneelkoekjes op de Noorse fjellen rondom. We
beginnen langzaam te wennen aan de eenzaamheid.
In Noorwegen heb je naast bediende hutten ook veel
zelfbedieningshutten en onbediende hutten. Deze hutten zijn afgesloten met de
DNT-sleutel die je kunt krijgen als je lid wordt van de noorse
bergsportvereniging (DNT). Dat kan vaak bij de plaatselijke vvv. Je laat jezelf
binnen en vindt daar alles wat je nodig hebt: huisraad, bedden en (in de
zelfbedieningshutten) eten. Je betaald cash of met creditcard in de speciale
brievenbus voor datgene dat je hebt gebruikt.
De hutten zijn zeer geschikt voor kinderen, soms is er zelfs
speelgoed of een kinderbed. Ook noren trekken met hun hele gezin de bergen in
en zijn daar een stuk minder stug. Met name de rustigere gebieden (met korte
dagafstanden) lenen zich voor korte tochten met kinderen.
Informatie over hutten en bergtochten in Noorwegen is te
vinden op www.turistforeningen.no.
Een aantal
interessante gebieden in Noorwegen om te bergwandelen met kinderen
De dagafstanden zijn vaak lang in Noorwegen. De volgende
tochten hebben allemaal zeer korte dagafstanden. Genoeg tijd dus om onderweg
rustig aan te doen en te genieten van de noorse hutten.
Skrim
Een rustig berggebied ten westen van Oslo. Snel te bereiken
vanuit Oslo. Er zijn veel korte dagtochten mogelijk, ook een klein huttentochtje
kun je hier prima maken (bijvoorbeeld Darrebu, Ivarsbu, Sørmyrseter, Darrebu).
Voor de beschreven tocht neem je vanaf Skiën weg nummer 32
naar Siljan, daar linksaf richting Opdalen. Na ca. 25 km kom je bij een
parkeerplaats (sommarparkering). De langlaufroute fungeert in de zomer als
wandelpad. Sørmyrseter staat aangegeven. Terugweg via het wandelpad . Een
mogelijke dagtocht vanaf Sørmyrseter gaat naar de Styggmann, een top van 872 m.
Dovrefjell
Een berggebied centraal in Noorwegen. Verschillende
dagtochten en huttentocht mogelijk met korte dagafstanden. Bijvoorbeeld Dindalshytta,
Gammelstra, Loennechenbua, Dindalshytta.
Voor de beschreven tocht neem je vanaf Oppdal weg 70 tot
Gjøra, daar linksaf Åmotan, linksaf naar Jenstad. Bij Jenstad is een
parkeerplaats. Vanaf hier begint het pad naar Gammelsetra. Vanaf Gammelsetra loopt
een pad omhoog naar Svarthaugen. Zelfde weg weer terug.
Jotunheimen
Alleen de tolweg (Jotunheimsveien) is al een belevenis. Vanaf
weg 51 bij Bygdin (groot meer) rechtsaf. Na ca. 25 km staat er een rode T naar
links die de route naar Oskampen aangeeft.
Hallo,
BeantwoordenVerwijderenIk kwam per toeval op jullie blog terecht (via "fjellhoppen" in google). Wat een leuke blog! Ik bewonder jullie avonturen, vooral met de kleine Fosse erbij. Mijn vriendin en ik gingen onlangs trekken in de Hardangervidda, samen met vrienden en een baby van 9 maand, en we hebben aan den lijve kunnen ondervinden hoe alles plots toch moeilijker wordt als je rekening moet houden met een baby. Tochten inkorten, nog meer op gewicht besparen, noodoplossingen voorzien, .... We zijn ook begonnen alle tochten,reizen en hikes te beschrijven op een blog, maar dat is een werk van lange adem (gaan jullie ook wel weten). Als je nieuwsgierig bent: www.yellowlaurieopreis.blogspot.be
Groetjes en geef vooral het avontuurlijk leven niet op!
Laure