vrijdag 20 januari 2012

Wandelen met een peuter op IJsland


Onder de vleugels van het vliegtuig door zie ik IJsland onder me liggen. Een onbegaanbaar lavaveld met daarachter bruine bergen en gletsjers. Naast me zit Joanne met Fosse op schoot. Hij is net één jaar oud en druk bezig het plastic servies op te eten. We gaan ontdekken of we ook met kind een bergvakantie kunnen houden.

Met een wagen volgeladen rijden we Reykjavik uit. Eten voor vier dagen hebben we ingeslagen. Müslirepen, babypotjes, luiers en soepstengels in overvloed. We reizen voor het eerst met een auto. Een geleend volkswagenbusje waar we in kunnen slapen en koken. Er is zelfs verwarming aan boord! Langzaam trekken we tegen de klok in over de ringweg IJsland rond. Het bekende Geysir is onze eerste stop. We rijden een overvol parkeerterrein op en wandelen langs pruttelende aarde. Met een grote groep mensen wachten we tot de Strokkur begint te spuiten. Opeens komt er op nog geen vijf meter afstand een grote straal uit grond. Wow! Het is adembenemend! Maar in ons achterhoofd denken we: “Jeetje, wordt onze vakantie zo? Van mensenmassa naar mensenmassa?” Laten we anders de dagjesmensen achter ons, nu zijn we zelf zo geworden!

Twee watervallen
We tuffen door een vlakte. Rechts in de verte de oceaan, links uitlopers van gletsjers. Een surrealistisch scherpe lucht zorgt dat we ons steeds vergissen in de afstand. Alles lijkt dichtbij, maar is eindeloos veel kilometers ver weg. Zelfs met een auto. Al van veraf zien we een bergwand met watervallen erlangs. Ja, daar moeten we heen voor onze wandeling. We hijsen Fosse, gehuld in fleece en regenpak, in de rugdrager. We zijn op alles voorbereid (luiers, reservekleding, eten en een bivakzak zitten in de rugzak), ook al is het maar een korte wandeling.
De eerste waterval, Seljalandsfoss, is groots. Over een glibberig paadje kun je er achterlangs lopen. Het voelt alsof je een kathedraal binnenkomt. De wand achter de waterval is hol, waardoor er een weide ruimte is tussen de wand en de waterval. Rechts in de schaduw een natte donkere wand, links fel licht en een prachtig uitzicht over de vlakte.
In de zon door de weilanden lopen we naar Gljufrafoss. Een waterval verstopt in een kloof, alleen te bereiken door het water. We trekken onze sandalen aan. Nieuwsgierige mensen kijken toe. Niemand durft schijnbaar. Ik stap in het water en mijn ademt stokt. Het is ijskoud! We waden een meter of tien door het water en gaan door een smalle kloof. Binnen is het donker en mosgroen. Mijn voeten zijn gevoelloos als ik weer op het grind sta. Ook deze waterval heeft iets religieus. Joanne en Fosse staan naast me. In het licht van boven lijken ze heilig. Moeder en kind steken fel wit af en kijken waar het licht vandaan komt. Fosse schatert het uit in al die nattigheid: Oehoehoe! Een wandeling van niks eigenlijk, maar het voelt goed.
Wandeling: parkeerplaats Seljalandsfoss (aan de F249, de waterval ligt slechts een klein stukje van de ringweg) - Glúfrafoss-parkeerplaats - parkeerplaats(1 uur).

Over een kam
De volgende ochtend ontbijten we in de bus met de kachel aan. Buiten schijnt een bleek zonnetje op de bergen. Binnen is het behaaglijk warm. Fosse zit in zijn autostoeltje en besmeurt de hele bus met jam. Even later bestijgen we de wand achter de camping. Het is maar 100 meter omhoog, maar het brengt ons helemaal in hogere sferen. Een echt klimmetje over een klein paadje. We hijgen en stampen en worden beloond met een weids vergezicht. Geen ommetje langs een bezienswaardigheid deze keer. Nee, een echte bergwandeling. Boven lopen we over glooiende heuvels, met wuivend gras. Een klein paadje slingert erdoorheen. Er klinkt gekraai in mijn nek en ook ik heb zin om hard te zingen. We kijken uit over de eindeloze spoelzandvlaktes van de gletsjer. Na een tijdje lopen langs de rand dalen we weer af naar de vlakte. Mijn levende rugzak gaat door met zingen en roept: “hadada”. En terwijl Fosse zich van links naar rechts gooit in de drager, zoek ik een stevig plekje voor mijn schoenen. Je loopt toch anders met zo’n jochie op je rug. Beneden op de vlakte houden we pauze bij een basaltvloer. Het is een mooie plek om een banaan te eten en Fosse kan er een beetje rondkruipen. Zo kan ook hij z’n energie kwijt voor we weer in onze bus stappen.           
Wandeling: Kirkjubæjarklaustur (camping) – Systravatn – kerkvloer - Kirkjubæjarklaustur (1,5 uur).

Gletsjer
Het is zeven uur en we zijn alweer opstap. Fosse zit nog op Nederlandse tijd dus we zijn al een tijdje wakker. Gister zijn we over de Skeidarsandu, een grote woestijnachtige spoelzandvlakte, naar het Skaftafell nationaalpark gereden. Vanaf de weg zagen we al de uitlopers van de Vatnajökull, een enorme gletsjer die het zuiden van IJsland domineert. Nu kunnen we het ijs van dichtbij bekijken. Eerst lopen we naar de Svartifoss. Gister liepen hier hordes mensen omhoog naar de beroemde waterval, zo ’s morgens vroeg is er nog geen kip te bekennen. Fosse zit achterop te wippen en aan mijn haren te trekken. De Svartifoss is een kleine waterval met een decor van basaltpijpen. Mooi, maar eigenlijk mooier op een foto dan in het echt. Na een bananenpauze stijgen we door over een soort alpenwei. Voor ons echte bergen, achter ons weer die immense vlakte. Ik hoor de mantra van Fosse in m’n oor: “Adiggediggedigge”. Hij sukkelt in slaap in het zonnetje. Z’n hoofdje hobbelt zachtjes heen en weer. Ondertussen klimmen we hoger en hoger, richting Sjonarnipa. Hiervandaan kijken we bovenop een uitloper van de Vatnajökull. Als een zee met golven stroomt de gletsjer onder ons. Sjonarnipa is een klein topje. Niet meer dan een bordje en een mooi uitzicht. Het pad loopt verder richting Kristínartindar, maar wij keren weer om. Op de terugweg komen we pas de eerste mensen tegen.

Na een stuk rijden met de bus stoppen we ’s middags bij Jökulsárlón. Een meer met ijsbergen die van een gletsjer zijn gevallen. De stukken ijs drijven langzaam richting een kleine opening naar zee. Fosse heeft geen zin om in de drager te zitten. Dus de wandeling langs het meer kunnen we niet maken. Met z’n drieën zitten we op een stuk drijfhout. We kijken naar de ijsbergen, die langzaam om elkaar heen drijven. Zeehonden duiken er tussendoor. Alles is in beweging en je hoort het druppelen en knisperen. Je voelt de kou ondanks de stralende zon. Af en toe valt er met een plons een stuk ijs in het water. Fosse kruipt over de rotsen en neemt een hap ijs.
Wandeling Skaftafell: Skaftafell Nationaalpark (camping) - Svartifoss – Sjonarnipa - camping (2,5 uur).
Wandeling Jökulsárlón: parkeerplaats langs ringweg bij de brug (wandeling tot aan gletsjer heen en terug 3,5 uur).

Een eenzame kloof
Als we de gordijntjes van de bus ’s morgens opzij schuiven zien we een grauwe witte wereld. Een wolkendeken is over ons neergedaald en de thermometer op ons dashbord geeft 6,5 graden aan. We rijden een stukje terug over de ringweg, slaan rechts af een klein onverhard weggetje in en staan in de zon. Met ons gidsje in de hand vinden we gemakkelijk het beginpunt van de wandeling. “Een ongemarkeerde wandeling met bachquerungen”, leest Joanne voor, “en hij duurt 3 uur”. Dat gaan we dus niet halen! De afgelopen dagen hebben we gemerkt dat 2,5 uur echt lang genoeg is. Maar goed, we zien wel hoever we komen… We stijgen heel relaxed langs het beekje en maken gebruik van de vele schapenpaadjes. Het voelt meteen of je midden in de bergen zit. Drie schapen lopen voor ons uit. Berkenstruikjes, basaltrotsen, een beekje, strak blauwe lucht en gruishellingen. Wauw! Meerdere keren steken we de beek over. Het water is niet diep, maar wel ijskoud weten we inmiddels. We balanceren van rots op rots en zijn in ons element. De kloof wordt dan weer breder en dan weer smaller, met afwisselend sappige weitjes en gruishellingen. Na een half uur, bij een basaltmuur en een klein watervalletje, keren we om en lopen dezelfde route terug. Bij de bus zetten we koffie en kruipt Fosse door het hoge gras.
Wandeling Stafafell: bij Staffafell aan de rechterzijde van de Jökulsá rivier een afslag nemen van de ringweg, na ca. 3 km auto parkeren vlak voor een kleine brug, rivier Raftagil door kloof rechts volgen (1 uur, zelfde weg heen en terug).

Een eiland van steen
Een paar dagen later zien we in Ásbyrgi de eerste regen. We staan op de camping in het nationaalpark, dat bestaat uit een megagrote hoefafdruk in de aarde. Over de ontstaansgeschiedenis van dit natuurverschijnsel zijn verschillende theorieën, van een hoefafdruk van het achtbenige paard van vikinggod Odin tot een fossiele waterval. In regenpakken beklimmen we het wandje achter de camping. Hooguit 10 meter is het, maar wel echt klimmen. Dan staan we op het hoge gedeelte van de hoefafdruk. De wandeling leidt ons naar de punt van Eyjan, het “eiland” in het midden. Het waait en regent terwijl we over een mooi klein paadje bovenlangs lopen. Stugge heideplantjes langs het pad, mistflarden om ons heen. We zijn zo gewend geraakt aan eindeloze vergezichten en nu zien we niet veel verder dan een tiental meters. De punt van het eiland is “onze top”, snel een foto en weer terug. Weehehehehe! Fosse heeft duidelijk geen zin meer! In de luwte van een walletje eten we een banaan, maar echt pauzeren is er niet bij met dit weer. En we moeten toch echt nog een flink eind. Ook het lastige glibberige klimmetje weer af. Huilend komen we op de camping aan. Niet alleen Fosse. We voelen ons slechte moeders. We stoken de verwarming van de bus hoog op. Wat eten en wat drinken en we zijn allemaal weer blij.
Wandeling Eyjan: camping in Ásbyrgi – punt van Eyjan - camping(1,5 uur)

Berggevoel
We parkeren onze bus bij een strandje op één van de westelijke schiereilanden. Fosse kruipt over het strand richting het water en roept: dadada! Hij doet een poging tot bolderen op de zwarte keien en neemt nog een hap zand. Lopen kan hij nog steeds niet, maar hij draait zijn hand niet meer om voor het betere all-terain-kruipen. Zijn eerste bergvakantie zal hij niet onthouden, maar wij wel! En een bergvakantie is het geworden, ondanks de auto en de dagtochtjes. Het landschap is verbijsterend in dit land, met water dat uit de grond spuit, een meer met ijsbergen, kokende modder en stinkende zwavel. Ook al wandelen we maar kleine stukjes, het berggevoel is er niet minder om. En het mooie van IJsland is dat je met een paar stappen van de weg af al midden in de wildernis bent.

Tips
  • In 19 dagen reden we de hele ringweg rond. Bijna elke dag reden we een stukje verder. Daarnaast was er genoeg tijd om elke dag een stuk te wandelen, af en toe een d-tour en een bezoek aan Reykjavik.
  • Een kampeerauto verschepen is soms goedkoper dan huren (wij deden dat met Eimskip, geregeld via askja.nl), je kunt ook met de ferry vanaf Denemarken en de Faeröer naar IJsland varen (smyril-line.com).
  • De campings zijn meestal simpel en bestaan uit niet meer dan een veld met een douche en toilethok. Babyvoorzieningen ga je hier niet vinden. De vele hotpots waren voor Fosse wel een succes.
  • Andere goede plekken om korte wandelingen te maken zijn Dettifoss, Thingvellir en Myvatn.
  • Vrijwel al onze wandelingen kwamen uit het Rother wandelgidsje over IJsland. In maart 2008 komt er een nieuwe versie uit (Island, Die schönsten Tal- und Höhenwanderungen, Gabriele en Christian Handl, Bergverlag Rother, ISBN 978-3-7633-4005-7, ca €13,00). We hebben verder geen kaarten gekocht. De wandelingen staan goed aangegeven en de gratis kaartjes van de nationale parken zijn ook redelijk goed.
  • Lopen met wandelstokken is prettig met een kind op je rug, zeker bij het doorwaden van beken.
  • Bij de Decathlon hebben ze buitensportkleding in babyformaat, zoals een ademend regenpak in maat 86.
  • Op IJsland waait het altijd, ook als het mooi weer is. De softshell lijkt uitgevonden voor dit land.
  • Het is handig om steeds voor een aantal dagen inkopen te doen, aangezien je niet zoveel winkels tegenkomt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten